Archief
In Vrijheid Verbonden 2015
Datum: 26 januari 2015
Thema: Wat kan de wetenschap bijdragen aan interreligieuze ontmoeting?
Religieuze groepen kunnen leren van de universiteit over de manier waarop je een interreligieuze ontmoeting opzet. Vanuit die gedachte had de initiatiefgroep In Vrijheid Verbonden in samenwerking met de gemeente Utrecht maandag 26 januari een bijeenkomst belegd in het Academiegebouw in Utrecht. Twee mensen van de Vrije Universiteit hielden een inleiding.
Prof. dr. Marianne Moyaert werkt met studenten aan de comparative theologie. Gastvrijheid is een basisbegrip. Studenten moeten zich oefenen, zodat ze niet optreden als schatbewaarders van hun eigen traditie. Ze mogen binnentreden in de wereld van de ander, alsof het een laboratoriumsituatie betreft. Daarbij kan je niet uitsluiten dat God juist via de ander zich bekend wil maken.
In de masterfase is een van de technieken de scriptual reasoning. Studenten worden daarbij uitgenodigd om zich te verdiepen in elkaars bronnen. Er gelden strikte spelregels die bewaakt worden door een moderator. Hij of zij moet voorkomen dat iemand bezitterige claims op een tekst legt of exclusieve aanspraken maakt op een interpretatie.
Elke tekst wordt gelezen door mensen van verschillende tradities en er openbaart zich - om met Ricoeur te spreken - een surplus aan betekenissen. Teksten gaan op elkaar inwerken. De vorm van bronnenstudie hoeft niet per se te leiden tot consensus. Bij John Hick (liberaal pluralisme) gaan verschillen uiteindelijk terug op een zelfde brongedachte, bij scriptural reasening kan er zoiets ontstaan als een respectvolle onenigheid. Luisteren naar anderen is een aanmoediging om de eigen traditie beter te positioneren. Joden worden betere Joden etc., juist door de inbreng van andere tradities. Moyaert spreekt van transformatieve effecten.
Deze vorm van interreligieus bronnenonderzoek vindt zijn oorsprong in de gesprekken van joden, christenen en moslims, maar aan de VU betrekt men er inmiddels ook hindoeïsme en boeddhisme bij. Dat vraagt wel tijd en oefening, bijvoorbeeld omdat niet alle vertalingen van bronnen even adequaat zijn. Ook de nazorg staat nog in de kinderschoenen. Studenten krijgen die als verplichting opgelegd, want als je dat niet doet, vinden studenten makkelijk een alibi om die drinkbeker aan hen voorbij te laten gaan.
Op de vraag in hoeverre de studiepraktijk aansluit bij wat de religieuze gemeenschappen vragen gaf Moyaert aan, dat er sprake is van een zekere spanning. Men maakt aan de VU onderscheid tussen Abraham in een tent (dat wat men leert) en het huis waarin je beroepshalve bezig bent. Die twee velden kunnen nog beter op elkaar inspelen.
Prof. dr. Wim Janse, decaan van faculteit van godgeleerdheid aan de VU, ging ook op deze vraag in. Zelf heeft hij ooit theologie gestudeerd aan de Theologische Universiteit in Apeldoorn (christelijk gereformeerd). De VU heeft inmiddels talloze afspraken met kerkgenootschappen over het verzorgen van een ambtsopleiding, deels betreft het liberale seminaria, zoals de remonstranten en de doopsgezinden, deels orthodoxe, zoals de hersteld hervormden en de baptisten. Er zijn ook afspraken met vertegenwoordigers van andere religies, een kwart van de studenten is zelfs moslim. Met elk van de richtingen zijn afspraken gemaakt, zodat de studenten een plek kunnen vinden binnen de genoemde kerken en richtingen. Het maakt voor de studenten wel uit, gaf ook Janse toe, of ze dagelijks na de colleges zo snel mogelijk huiswaarts trekken dan wel dat ze langs gaan in bijvoorbeeld een community center, zoals de Baptisten dat hebben op nog geen tien minuten van de collegeflats van de Vrije Universiteit.
Janse ging verder in op de methodiek die de VU toepast in de wetenschapsbeoefening. Hij stelde dat men zoveel mogelijk de buitenring (wat algemeen geldt) en de binnenring (wat je als persoon er zelf van vindt) probeert te combineren. Wetenschap is niet neutraal. Er is een religieus a priori. Verder probeert men de studenten te mixen. Van de minister moet zestig procent van de vakken een algemene strekking hebben. Dat is het deel wat alle studenten gemeenschappelijk moeten volgen. Het betreft onderdelen die verder reiken dan de taalkundige verbuiging van een werkwoord, het gaat ook over ethische benaderingen, zoals de vraag hoe je omgaat met orgaandonatie vanuit een bepaalde traditie.
Het is opvallend, zo werd vanuit de zaal gezegd, dat kerken vanuit hun koepel ook het advies krijgen om een deel van de werkzaamheden (het hoeft niet per se zestig procent te zijn) gezamenlijk te doen. Of het de VU misschien makkelijker af zou gaan, omdat er vanuit financiën een noodzaak is, wilde de vragensteller weten. Janse gaf toe dat het een rol kan spelen, maar daarnaast is er toch ook als basis het vertrouwen. Je moet gunnend in het leven staan, zo zei hij, niet exclusief, maar inclusief.
Janse begin zijn bijdrage met een gedicht van Hans Andreus:
Je bent zo
mooi
anders
dan ik
natuurlijk
niet meer of
minder
maar
zo mooi
anders
ik zou je
nooit
anders dan
anders willen